‘De Vlaming lijdt aan smetvrees. Overal zie je kale grasperken.’

Al bijna vijftien jaar onderzoekt Eva Heuts hoe steden en dorpen duur­zamer kunnen worden. Sinds kort probeert ze mensen ook persoonlijk te bereiken, via workshops in een oude hoeve in de bossen. ‘Ik wil mensen ­inspireren om meer in verbinding te leven met de natuur.

Peter Vantyghem – 19 augustus 2020

Erik Wieëers, de nieuwe Vlaamse bouwmeester, zei vorige maand in deze krant (DS 16 juli) dat het haast onmogelijk is om over architectuur en woonkwaliteit te ­spreken zonder het ook te hebben over het fileprobleem, over milieu en over water.

Daar heeft hij Eva Heuts alleszins mee. De Antwerpse architect-stedenbouwkundige brengt, sinds ze in 2002 afstudeerde, de ideeën van de Ecopolis in de praktijk. Ze werkte bij VIBE, de kennis­organisatie voor mens- en milieuvriendelijk bouwen en wonen, en zocht daarna de praktijk op als stedenbouwkundig ontwerper en ruimtelijk planner bij het Antwerpse bureau Stramien. In 2010 maakte ze met Erik Rombaut het boek Duurzame stedenbouw in woord en beeld, dat vol stimulerende voorbeelden staat uit binnen- en buitenland.

Maar die idealen promoten is hard werk, heeft ze geleerd. We zitten in het duurzame VIBE-kantoor in Borgerhout. Sinds vorig jaar is ze daar terug, halftijds. Een grote stap, na tien jaar. ‘Ik was het moe om in de ratrace te zitten en ik was niet helemaal akkoord meer met de gang van zaken bij Stramien. Toenmalig directeur Peter Vermeulen leerde me de vraag in vraag te stellen. Dat dwingt je ook om je verder te blijven ontwikkelen. Maar zo ging het niet. Ik herhaalde te vaak dezelfde projecten en nam niet de tijd om bij te leren. Het werd een sleur en ik was op weg naar een burn-out.’

Milieuverantwoord en gezond bouwen zit toch in de lift?

‘Als je direct voor gemeenten of voor ­projectontwikkelaars werkt, moet je toch nog hard sleuren om uit te ­leggen waarom je bepaalde keuzes maakt. Wanneer dan na jaren werk blijkt dat je concept toch aan ­alle kanten afgeknibbeld is, voel je je moe.’ (stilte) ‘Ik denk dat ik een andere rol wilde, want het is moeilijk om tegen de stroom in te gaan. Ik wilde ontwerpers bijstaan als adviseur, hen helpen om gemeenten en projectontwikkelaars mee in de goede ­richting te duwen.’

Die stroom, zijn dat de grote woonblokken die in de vele dorpscentra neergeplant ­worden?

‘In heel Vlaanderen is men inderdaad ­bezig om in dorpen grootschalige woonblokken te zetten die daar helemaal niet passen. Het pleidooi van voormalig bouwmeester Leo Van Broeck voor kernverdichting wordt misbruikt, want uiteraard moet er gekeken worden naar de context. Een stad is iets anders dan een dorp, en elk dorp verschilt. Kernversterking moet ­passen in de geschiedenis, de identiteit van het dorp. Het is een middel om de open ruimte te vrijwaren, geen doel op zich. Dat wordt soms vergeten.’

Hoe moeten we die kernversterking dan aanpakken?

‘Ik vind het belangrijk om meer op participatie in te zetten. Voor Stramien heb ik ­gewerkt op de herbestemming van de ­Stuivenbergsite in Antwerpen, een unieke plek die binnenkort leeg komt te staan. We hebben daar verenigingen, buurtbewoners en stakeholders samengebracht om het beste uit het project te halen. In Veltem (Herent) zou de voormalige melkfabriek ­Vitalac ­herbestemd worden, en toen heeft de ­gemeente ons een studie gevraagd van hoe dat project de hele kern ten goede kon ­komen. Gevoelige kwestie, want het dorp ligt bijzonder goed tussen Leuven en ­Brussel, maar het is erg klein. Je kunt niet eender wat doen, de verbinding met de open ruimte moet bijvoorbeeld bewaard blijven. Ook daar hebben de lokale mensen mee over nagedacht. Tien jaar geleden ­gebeurde zoiets nauwelijks.’

Maar het gaat niet snel genoeg, vindt u.

‘Het verschil tussen de initiatieven van ­onderen uit en de sturing van bovenaf is groot. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen heeft goeie principes, maar er gebeurt weinig mee. De bouwshift komt veel te laat. Als we tot 2040 de open ruimte blijven ­innemen, zullen de problemen alleen maar verergeren. Intussen zie ik op gemeentelijk en provinciaal niveau wel van alles bewegen. En ook van onderen uit zijn het voorbije decennium lokale initiatieven ontstaan: FabLabs (digitale werkplaatsen waar machines en ideeën worden gedeeld, red.), dakmoestuinen, collectieve woonprojecten en tuinen … Maar die dynamiek heeft een kader nodig.’

Is de coronacrisis voor u een kantelpunt?

‘De coronacrisis heeft duidelijk gemaakt dat er nood is aan meer ruimte voor groen, water, voetgangers en fietsers in de stad. De gedachte dat een meer lokale productie onze veerkracht kan verbeteren, wordt meer dan ooit overal opgepikt. Ik heb de jongste weken heel wat webinars meegemaakt waar deze ideeën werden bediscussieerd.’

Is de Vlaming daar rijp voor?

‘In Vlaanderen is de band met de natuur doorgesneden. Neem nu de natuurlijke bouwmaterialen, zoals hout, stro en leem: we staan daar heel huiverachtig tegenover. Ik begrijp dat niet zo goed, want in Wallonië gaat dat wel vlot, zoals ook de biologische landbouw daar sneller vooruitgaat. Zit dat in onze cultuur? Wanneer je in het ­buitenland reist, valt toch snel op dat alles daar veel groener is. Ik heb het dan over parken, voortuinen, daken. De Vlaming wil dat alles er netjes bij ligt, dat de stoep goed geveegd is. Hij lijdt aan smetvrees. Overal zie je kale grasperken, waar de biodiversiteit tot nul herleid is. Er is een grote ­systeemverandering nodig.’

U hebt niet gewacht, en het geweer van schouder veranderd.

‘Met mijn vriend heb ik anderhalf jaar geleden een oude hoeve gekocht in de bossen van Sint-Katelijne-Waver met een bos en een weiland erbij. Het domein heet Soulpath, het pad van de ziel, en het is een plek waar mensen cursussen, coaching, workshops, meditaties, yoga kunnen volgen of kunnen overnachten. Mijn vriend is bezig met persoonlijke ontwikkeling en ik met het ecologische verhaal. Als je mensen kunt inspireren om meer in verbinding te leven met de natuur, verhoog je het ecologische bewustzijn. Dat kan klein zijn: een veganistisch ontbijt, een composttoilet, fietsen vanaf het station. Steeds meer ­mensen komen met de fiets, vaak uit de stad: ze komen herbronnen en genieten van de rust en de natuur. Door dingen zichtbaar te maken, vergroot je het bewustzijn. Mensen staan er weinig bij stil waar hun voedsel vandaan komt of waar hun ­afval naartoe gaat.’

Die carrièreswitch komt niet uit de lucht vallen, neem ik aan?

‘Ik was vorig jaar in april op een cursus over kwantumdenken en daarna heb ik ­beslist dat het genoeg geweest was en dat ik wilde stoppen bij Stramien. Ik wilde een halftijdse job om te kunnen herbronnen en zoeken wat mijn rol zou zijn bij Soulpath. Zonder dat ik een nieuwe job had, heb ik dan mijn ontslag ingediend. Dat was even spannend, maar ik had vertrouwen in de toekomst.’

Is dit een herbronning, of een tussenstap?

‘Dat weet ik niet. Ik leef nu van dag tot dag. Ik heb geen tienjarenplan voor me liggen. Ik wil wel graag het boek Duurzame stedenbouw in woord en beeld na tien jaar updaten. Het is belangrijk dat gemeente­besturen een goeie handleiding met praktijkvoorbeelden hebben wanneer ze beginnen aan een kern- of wijkproject. Ze krijgen zoveel input dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Met dat boek kunnen gemeenten een goede visie uitwerken.’

Wat is het grootste misverstand over mens- en milieuvriendelijk bouwen en ­wonen?

‘Dat het sowieso duurder is. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn. We moeten trouwens het globale kostenplaatje bekijken. Als we nu geen maatregelen nemen om bijvoorbeeld de klimaatverandering tegen te gaan, zal ons dat later duur te staan komen. Het is veel eenvoudiger om nu te investeren in isolatie, hernieuwbare energie en het ­behoud van de open ruimte dan later alle problemen te moeten oplossen. De maatschappelijke kosten van de versnipperde bebouwing en van milieubelastende ­bouwmaterialen zijn enorm.’

Bron: De Standaard / Foto: Fred Debrock

Wil je meer inspirerend nieuws?