[fusion_builder_container hundred_percent=”no” equal_height_columns=”no” menu_anchor=”” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” class=”” id=”” background_color=”” background_image=”” background_position=”center center” background_repeat=”no-repeat” fade=”no” background_parallax=”none” parallax_speed=”0.3″ video_mp4=”” video_webm=”” video_ogv=”” video_url=”” video_aspect_ratio=”16:9″ video_loop=”yes” video_mute=”yes” overlay_color=”” video_preview_image=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” padding_top=”” padding_bottom=”” padding_left=”” padding_right=””][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”3_4″ layout=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” border_position=”all” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding_top=”” padding_right=”” padding_bottom=”” padding_left=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” center_content=”no” last=”true” min_height=”” hover_type=”none” link=”” first=”true”][fusion_text columns=”” column_min_width=”” column_spacing=”” rule_style=”default” rule_size=”” rule_color=”” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” class=”” id=”” animation_type=”” animation_direction=”left” animation_speed=”0.3″ animation_offset=””]
Tijdens de zonnige zomermaanden – en de al dan niet gepaarde hittegolven – gaan onze steden gebukt onder zengende temperaturen. Zeker in vergelijking met het platteland kan het er op zwoele dagen ’s nachts aanzienlijk warmer zijn. Bioloog en docent milieukunde Erik Rombaut (KU Leuven) legt ons uit hoe dat komt en welke maatregelen we kunnen nemen.
De afgelopen decennia kampten onze steden steeds frequenter met een nieuw ‘modeverschijnsel’: het stedelijke hitte-eiland. Op warme zomerdagen kan het temperatuurverschil tussen stad en platteland namelijk oplopen tot wel 8 à 9°C. Dit effect wordt veroorzaakt door een rist aan factoren. De belangrijkste factor is natuurlijk het weer. De grootste temperatuurverschillen tussen de stad en het platteland worden immers gemeten bij heldere hemel en weinig wind. Daarnaast meten onderzoekers ook sterkere temperatuurverschillen aan het begin van de nacht. Het hedendaagse stadsbeeld wordt voornamelijk gekenmerkt door gebouwen en donkere bodembedekkingen zoals asfalt en beton. Het ‘versteende’ oppervlak absorbeert de zonnewarmte en zal die ook langer vasthouden. “De soortelijke warmtecapaciteit van deze materialen is hoog waardoor ze veel warmte kunnen opslaan. Bij langdurige hitte is dit echter een hinderlijke eigenschap. De warmte wordt onvoldoende afgegeven waardoor een negatief cumulatief effect zal optreden. De temperatuur in de binnenstad zal daardoor aanzienlijk stijgen in vergelijking met de stadsrand en het buitengebied. Studies tonen aan dat dit in steden als Gent, Antwerpen of Brussel het geval is. Zo ontstaat een stedelijk microklimaat met afwijkende temperaturen en dito neerslagpatronen. In landen als Groot-Brittannië en Frankrijk gaf dat al aanleiding om aparte weerberichten op te stellen voor de grotere steden zoals Londen en Parijs”, stelt bioloog en docent milieukunde Erik Rombaut.
Hangende warmte
Ook de hoogbouw in het stedelijke straatbeeld zorgt voor een verminderd warmteverlies. De driedimensionale structuur remt namelijk de weerkaatsing van zonnestralen af. De warmte die deze stralen produceren, blijft zo gevangen binnen het stedelijke weefsel. Zowel de oriëntering als de hellingsgraad van de straten bepalen mee het temperatuurverschil. Door de dichte bebouwing is er daarnaast ook onvoldoende windcirculatie om de hangende warmte te ventileren. Tot slot verhindert het gebrek aan blauwgroene stromen in de stad het vermogen om op een natuurlijke wijze de temperaturen enigszins te temperen: “Het monofunctionele ruimtegebruik in Vlaanderen zorgt dat water en natuurlijk groen binnen de stad worden gemarginaliseerd. Ze moeten plaats maken voor ons hokjesdenken en onze steeds toenemende behoefte aan mobiliteitsinfrastructuur. Kijk bijvoorbeeld maar naar waterstromen die men overkapte om parkeerplaatsen aan te leggen.”
Maar ook de mens drukt door zijn dagelijkse activiteiten en behoeften een stempel op het stedelijke hitte-eiland. Een aanzienlijk deel van de gebouwen in steden is bijvoorbeeld uitgerust met airconditioning. Deze installaties zorgen voor koelte in de werk- of leefruimtes maar leiden de warmte daardoor af naar buiten. Ook het sterk aanwezige gemotoriseerde verkeer binnen de urbane context draagt bij tot de verhoogde temperaturen. De toename van de CO2-concentraties zorgt daarnaast ook voor luchtverontreiniging. “Dit zijn randfactoren die de temperatuurtoename mee in de hand werken. De kern van het probleem ligt echter in het type bouwmaterialen, zoals asfalt, beton en cement, dat we binnen onze stedelijke omgevingen gebruiken. Ook de manier waarop we ons ruimtegebruik afstemmen en de natuur bijgevolg uit de stad bannen, speelt natuurlijk een ontzettend belangrijke rol.”
Blauwgroene stromen
Planten en water vormen een deel van de oplossing om het stedelijke hitte-eiland af te remmen. Deze hebben namelijk van nature een verkoelende werkingen. In het vakjargon gekend als een ecosysteemdienst: een gratis dienst die de natuur onze samenleving aanreikt en het menselijke welzijn dient. Eén van die mogelijke services is natuurlijke verkoeling. Enerzijds is er het fysische effect van verdamping (of evaporatie) waarbij water de warmte opneemt om te verdampen. “Anderzijds is er ook een belangrijk biologisch effect waarbij de vegetatie een hoofdrol speelt. Om te kunnen groeien en stevig te blijven, nemen planten namelijk water op. Die toevoer is continu dus moet de plant in staat zijn om het water ook terug af te geven. Via huidmondjes op het blad kan het water terug verdampen. De combinatie van het fysische en biologische effect staat gekend als evapotranspiratie. De uitwaseming van water neemt veel warmte weg waardoor dit systeem afkoelend werkt op de lokale omgeving. Op het platteland maken groene en blauwe stromen de zonnewarmte dus grotendeels onschadelijk”, verduidelijkt Rombaut. De stad is daarentegen een droog landschap waar de blauwgroene stromen frequenter afwezig zijn. Een rechtstreeks gevolg is dat de energie die de zon produceert, wordt omgezet in voelbare warmte: “Dit effect is vergelijkbaar met de serieuze temperatuurschommeling in woestijnen. Overdag zengend heet, ’s nachts ijskoud. De afwezigheid van water en vochtigheid zorgt dat de warmte niet kan geneutraliseerd worden. In de natte omgeving van het regenwoud zijn de temperatuurverschillen daarentegen minder uitgesproken.”
Niet enkel het materiaalaspect beïnvloedt het hitte-eilandeffect, maar ook onze traditionele wijze van ruimtelijke planning en stedenbouw. “Het concentrische stadsmodel waarbij de stad als een olievlek uitbreidt, heeft enorme nadelige gevolgen. Athene is bijvoorbeeld rond dit model opgebouwd. De toename van asfalt en beton werken het hitte-eilandeffect direct in de hand. Ook het overstromingsrisico is in concentrische steden een stuk groter aangezien blauwgroene stromen worden geweerd”, aldus Rombaut. Een tweede stedenbouwkundig model, met name het verkavelingsmodel, botst stilaan op zijn failliet. “Het model van de tuinstad, of garden city, idealiseert het huisje-tuintje-autootje-principe dat in Vlaanderen aan de macht is. Het idee kwam oorspronkelijk overgewaaid uit Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. De private verkavelingen zorgen dat er een lagere densiteit is wat natuurlijk leidt tot onbetaalbare openbare nutsvoorzieningen zoals rioleringen, openbaar vervoer en wegen. Mensen wonen steeds verder van de stedelijke kernen waardoor overheden meer financiële middelen moeten investeren. Deze urban sprawl zorgt dat er ook geen strikt onderscheid meer is tussen de stad en het platteland. Urbaan wonen heeft ook een aanzienlijk prijskaartje, ook op het gebied van energiegebruik en -verbruik. Hoe lager de bevolkingsdensiteit, hoe hoger het energieverbruik”, verduidelijkt Rombaut. In Vlaanderen merken we dat het doorgedreven verkavelingsmodel zorgt dat het hitte-eilandeffect ook richting platteland trekt.
Kwalitatieve ruimtelijke ordening
Maar: er is gelukkig ook een derde weg. Het stedenbouwkundig lobbenstadmodel combineert het beste van twee werelden. Naast het stadscentrum met de nodige centrumfuncties (zoals bijvoorbeeld het ziekenhuis en het cultuurcentrum) zijn er enerzijds de compact bebouwde hoog dynamische stadslobben die gedragen worden door het verkeersnetwerk. In deze lobben is er ruimte voor handel, bedrijventerreinen en massarecreatie. “Anderzijds zijn er ook blauwgroene vingers die tot diep in de lobben en het stadscentrum doordringen. Het wonen is gesitueerd tussen deze twee structuren. Het lobbenstadmodel laat zo toe dat de woningen zich dichtbij de stedelijke voorzieningen als bij het natuur- en recreatiegroen bevinden. De ideale breedte van een lob bedraagt 600 meter. Zo hoef je je nooit meer dan 300 meter te verplaatsen om de blauwgroene infrastructuur te bereiken. Maken we de lobben te smal dan eindigen we bij de lintbebouwing zoals we die kennen in Vlaanderen. Zijn de lobben daarentegen te breed dan creëren we een concentrische stad als Athene. Wetenschappelijke studies tonen aan dat 600 meter ideaal is qua breedte. De lengte van zo’n lob is om en bij de twee à drie kilometer. Zo hoef je nooit meer dan twintig minuten te fietsen naar het centrale station.” De lobbenstad brengt niet enkel de natuur terug naar de stedelijke kernen, maar tempert door de opname van blauwgroene netwerken ook het hitte-eilandeffect. “We kunnen op diverse manieren profiteren van de ecosysteemdiensten die deze structuren ons bieden. Ze bieden niet enkel natuurlijke ventilatie maar werken van nature ook verkoelend. Ook het run off-effect en het verhoogde risico op overstromingen worden geblokkeerd aangezien de netwerken het overtollige water opnemen. Dit in tegenstelling tot het concentrische stadsmodel”, verduidelijkt Rombaut.
In het buitenland is het principe van de lobbenstad al gekend. Steden als Amsterdam, Berlijn, Kopenhagen, Houten en Stockholm zijn volgens dit model opgebouwd. “Het lobbenstadmodel gaat uit van een kwalitatieve ruimtelijke ordening. In Vlaanderen kampen we nog steeds met monofunctioneel ruimtelijk gebruik. Zo werken we behoeftecreatie en de toenemende vraag naar mobiliteitsinfrastructuur nog steeds in de hand. Het lobbenstadmodel vermengt daarentegen functies en baseert zich ook niet langer op het verkavelingsideaal dat heerst in Vlaanderen. Ook nefast gedrag voor het milieu en het klimaat, die het hitte-eilandeffect in de hand werken, kan de lobbenstad weren. Wenselijk gedrag zoals fietsen in plaats van transport per wagen kunnen beleidsmakers makkelijker en goedkoper maken door het lobbenstadmodel te implementeren. In Kopenhagen verplaatst het merendeel van de bevolking zich bijvoorbeeld per fiets omdat de infrastructuur ernaar aangepast is. Ook in Houten staan de voetganger en de fietser centraal. Zij kunnen zich makkelijk tussen de stadsdelen verplaatsen terwijl automobilisten telkens moeten terugkeren naar de ringweg om zich naar een andere wijk te verplaatsen. Op die manier ontmoedig je als beleidsmaker direct het gebruik van de wagen binnen de stedelijke omgeving. Inwoners worden aangemoedigd om keuzes te maken die een positief effect hebben op de omgeving en het milieu.”
[/fusion_text][/fusion_builder_column][fusion_builder_column type=”1_4″ layout=”1_4″ spacing=”” center_content=”yes” link=”” target=”_self” min_height=”” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” class=”” id=”” hover_type=”none” border_size=”2″ border_color=”” border_style=”solid” border_position=”all” box_shadow=”no” box_shadow_blur=”0″ box_shadow_spread=”0″ box_shadow_color=”” box_shadow_style=”” background_type=”single” gradient_start_position=”0″ gradient_end_position=”100″ gradient_type=”linear” radial_direction=”center center” linear_angle=”180″ background_color=”#f5f5f5″ background_image=”” background_image_id=”” background_position=”left top” background_repeat=”no-repeat” background_blend_mode=”none” animation_type=”” animation_direction=”left” animation_speed=”0.3″ animation_offset=”” filter_type=”regular” filter_hue=”0″ filter_saturation=”100″ filter_brightness=”100″ filter_contrast=”100″ filter_invert=”0″ filter_sepia=”0″ filter_opacity=”100″ filter_blur=”0″ filter_hue_hover=”0″ filter_saturation_hover=”100″ filter_brightness_hover=”100″ filter_contrast_hover=”100″ filter_invert_hover=”0″ filter_sepia_hover=”0″ filter_opacity_hover=”100″ filter_blur_hover=”0″ first=”false” last=”true” padding_top=”15″ padding_right=”15″ padding_bottom=”15″ padding_left=”15″ margin_top=”10″][fusion_text columns=”” column_min_width=”” column_spacing=”” rule_style=”default” rule_size=”” rule_color=”” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” class=”” id=”” animation_type=”” animation_direction=”left” animation_speed=”0.3″ animation_offset=””]
Over de expert
Erik Rombaut is master in de biologie en hoofddocent van de postgraduaatopleiding ‘Mens- en milieuvriendelijk bouwen en wonen’. Als begenadigd spreker weet hij zijn publiek steevast te overtuigen van de voordelen en het belang van ecologische stedenbouw.
[/fusion_text][/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]